Ziek

De afgelopen weken was ik ziek. Niet het jaarlijkse verkoudheidje met een dagje koorts, zodat ik mezelf zonder schuldgevoel een paar dagen verplicht Netflixen op kon leggen, maar bedlegerig en lamlendig ziek. Er was zo weinig ruimte voor al het snot dat zich in mijn holtes verzameld had, dat ik van de koppijn mijn eten nauwelijks binnen hield. Bij iedere hoest voelde het alsof mijn hoofd uit elkaar zou spatten. Ademen ging alleen door de mond, want mijn neus zat potdicht en mijn stem was foetsie, waardoor ik mezelf amper verstaanbaar kon maken.

Elk jaar in december, wanneer ik zoveel gezellige afspraken heb dat zelfs de witte marges van mijn agendapagina volgeschreven staan, Zoon verandert in een hyperactief en ongeleid projectiel vanwege alle zoetigheid en cadeautjes, en Lief en ik alleen nog grommend met elkaar kunnen communiceren, roep ik dat ik in deze tijd liever een week een winterslaap wil houden.

Nou, daar blijk ik dus niet geschikt voor. Na een week opgerold onder een dekentje op de bank, was ik er – weliswaar in koortsige toestand – zeker van dat ik een inbreker hoorde. Gewapend met een gietijzeren kandelaar liep ik zwalkend naar de gang voor een inspectie. Daar kreeg ik eerst een hoestbui en toen zag ik mezelf in de spiegel. Een ineengedoken, roodneuzige, bleke spriet die de zware kandelaar in haar hand amper omhoog kon houden. Ik was hooguit in staat geweest om de vermeende boef met de kandelaar een klopje op zijn schouder te geven, om vervolgens duizelig van de krachtinspanning zelf ter aarde te storten.

Nee, een week onder een deken op de bank leverde mij vooral paranoia en verwardheid op.

Op de dinsdag van ziekteweek twee deed mijn hoofd zo ontzettend zeer dat ik een net opgegeten beschuitje met suiker per direct weer in de wc moest deponeren. Toen wist ik het zeker: er was iets mis. Omdat het me beter leek om met een doorverwijzing van de huisarts naar de eerste hulp te gaan – ik sta niet graag bekend als een hypochonder – zat ik twee uur later op het huisartsenspreekuur. Snotterig en scheel van de hoofdpijn deed ik mijn verhaal. De huisarts klopte op mijn voorhoofd en mijn wangen, wat zo pijnlijk was dat ik wenste dat ik alvast een koffertje met pyjama en schoon ondergoed had meegebracht. Ze zou ongetwijfeld adviseren om met spoed naar het ziekenhuis te gaan, want mijn hoofd kon immers ieder moment van mijn romp rollen.

‘Tsja,’ zei de dokter, ‘dat is een stevige bijholteontsteking.’

Met een ontstekingsremmende neusspray en zwaardere pijnstillers mocht ik weer naar huis.

Als ik niet ziek ben, weet ik zeker dat ik de wintervirussen waardig en met flair zal doorstaan, dat ik met behulp van hier en daar een paracetamolletje en een paar weken vroeg naar bed, zonder zeuren gewoon mijn dagelijkse bezigheden volhoud. Dat vind ik belangrijk, helemaal nu ik moeder ben en voortdurend allerlei ballen in de lucht moet houden. Samen met de andere moeders spreek ik smalend van mannengriep en die jeugd van tegenwoordig die voor ieder wissewasje maar thuisblijft. Nee, moeders zijn nooit ziek en worden we dat per ongeluk wel, dan gaan we gewoon door. Dat moet ook, want zonder ons vallen alle ballen op de grond.

Van het hooghouden van ballen was in mijn geval nauwelijks sprake en van flair al helemaal niet. Ik vond mezelf heel zielig en liet dat dan ook dagelijks snotterend weten. Nu ik weer opgeknapt ben, denk ik: waarom ook eigenlijk niet? Als Zoon ziek is vertroetel ik hem ook meer dan anders en een beroerde Lief breng ik kopjes thee met een beschuitje. Bovendien getuigt het van enige grootheidswaanzin te geloven dat ik als moeder onmogelijk twee weken kan uitvallen.

Want die ballen? Die vlogen weleens op een plekje waar ik ze liever niet had gezien, maar ze bleven allemaal in de lucht. Zelfs nu ik er niet was om ze op te vangen.

2 gedachten over “Ziek

Plaats een reactie