Een maand geleden stuurde ik je een kaart, want je bent verhuisd. Dit stond erin:
Vandaag woon je precies vijf maanden in je nieuwe huis en nog steeds heb ik je de je-hebt-een-nieuw-huis-brief die ik je wilde schrijven niet geschreven. Het leven gaat alweer net zo snel als voor de grote coronastilstand en meer nog dan daarvoor maak ik gebruik van allerlei nieuwe communicatiemiddelen.
Speciaal voor jou wilde ik daarom een heuse ouderwetse brief schrijven en daar de tijd voor nemen. Ik vraag me af hoe lang dat mag duren, de tijd nemen. Vijf maanden is wel het maximum vind ik. En de brief is er nóg niet. Dus nu speel ik vals en stuur ik je via een website een kaart waarvan ik de tekst typ op mijn computer, terwijl ik er stiekem via de opmaak voor zorg dat hij er uitziet als handgeschreven. Ik weet eigenlijk niet waarom, want jij zult het verschil wel zien.
We zitten nu midden in de tweede coronagolf. Ik ben nog steeds van plan je de brief te schrijven, al weet ik niet wanneer. Intussen ben ik gewend aan mijn leven op de zestig vierkante meter oppervlakte van mijn huis. Ik start de dag met een wandeling en kruip daarna op mijn bureaustoel aan de keukentafel om gewapend met laptop en smartphone te gaan werken. Al het contact met andere mensen verloopt digitaal. Terwijl ik mijn mailbox open, stuur ik ondertussen via de chat een vraag naar een collega. Ik heb iemand nodig als sparringpartner, dus het is een vraag waar niet een echt duidelijk antwoord op te geven is. Ik hoop dat zijn reactie me zal helpen mijn gedachten te ordenen. Helaas lukt dat niet. De tekst die in mijn beeldscherm verschijnt, maakt me onzeker. Ik weet niet of we elkaar goed begrijpen en de woorden die ik zelf typ, zeggen niet wat ik bedoel. Ik laat het gesprek doodbloeden, ik moet er nog maar een nachtje over slapen.
Dan licht mijn telefoon op. In de familie-appgroep heeft mijn zwager een foto geplaatst waarop mijn zwangere zusje te zien is, terwijl ze met een nekkraag om op een brancard ligt. Er staat iets onder wat ik nu niet kan lezen. Ik hamer met mijn vinger op de foto, het lukt me niet om hem te vergoten. Als er al tranen op het scherm druppen, plopt het bericht ineens open en lees ik dat het niet ernstig is, en het met mijn zus en de baby goed gaat.
Vorig jaar bezocht ik in museum Het Schip in Amsterdam een tentoonstelling over de architectuur van de Amsterdamse School. In het postkantoor, ontworpen door Michel de Klerk, bevond zich een telefoon, waarvan arbeiders gebruik konden maken. Dat telefoneren deden ze in een afgesloten ruimte, de spreekcel, omdat ze het spreken via een telefoon niet gewend waren. Ze hadden de neiging om in de hoorn te schreeuwen in een poging zich aan de andere kant van de lijn verstaanbaar te maken.
Een telefoongesprek moest in die periode een tijdrovende gebeurtenis zijn geweest. Je moest ervoor naar het postkantoor, op je beurt wachten en dan een telefoonnummer doorgeven aan de telefoniste. Misschien moest je, in het geval dat je een eveneens telefoonloze gesprekspartner ging bellen, van tevoren een afspraak maken, zodat ook hij naar de dichtstbijzijnde spreekcel kon afreizen. In die spreekcel deed je niets anders dan bellen, daarvoor was je immers gekomen.
Tegenwoordig bellen we terwijl we ondertussen staan te koken, de straat oversteken of onze mail checken. Hetzelfde geldt voor het sturen van berichtjes. Dat gebeurt tussendoor, terwijl we met iets anders bezig zijn. Jouw brief kan ik zo niet schrijven. Dan belanden de zinnen kriskras over het papier en is mijn verhaal onleesbaar. Wanneer ik jou schrijf, moet ik daar mijn aandacht bij houden.
Het woord aandacht blijft hangen. Stel je voor dat mijn werkdag niet via de laptop en de smartphone was verlopen. Dan was ik op kantoor naar mijn collega toegegaan, zodat ik hem kon aankijken, en zijn stem en intonatie kon horen. Dan had ik aandacht kunnen besteden aan het non-verbale aspect van ons gesprek, waardoor ik zou hebben geweten of we elkaar begrepen en had ik vermoedelijk binnen tien minuten een standpunt in kunnen nemen.
Wanneer mijn zwager me had gebeld om te vertellen over het ongeluk van mijn zusje, had hij gereageerd op mijn schrik door me meteen te vertellen dat alles met mijn zus en de baby goed was.
Natuurlijk was mijn schrikreactie op dat moment niet waar zijn aandacht zou moeten liggen. Het sturen van een snelle app om ons op de hoogte te brengen van het feit dat mijn zus een ongeluk heeft gehad, stelt hem in de gelegenheid zijn aandacht volledig richten op mijn zus en hun drie kinderen. Hoe die boodschap bij haar ontvangers overkomt, is van ondergeschikt belang aan de informatie die ze geeft. Dan is de mogelijkheid een grote groep mensen in een keer van informatie te kunnen voorzien, alleen maar makkelijk, want dan kan hij zijn aandacht geven daar waar hij het meest gewenst is.
In het geval van het gesprek met mijn collega ligt dat anders. Daarvoor was aandacht voor alle aspecten van een gesprek juist wel van belang. Dat duurt langer en ik kan tegelijkertijd niet iets anders doen. Het levert wel op wat ik nodig heb, in tegenstelling tot de snelle chat die ik tijdens het lezen van mijn mail stuurde.
Mijn thuiswerkende leven lijkt te bestaan uit een dagelijkse uitwisseling van verschillende door elkaar lopende stromen van informatie. Ieder vragen ze een beetje van mijn aandacht, vaak tegelijkertijd. Als door elkaar pratende mensen op een verjaardagsfeestje, ieder met een verhaal dat even belangrijk lijkt, waardoor ik niet meer weet op wie ik moet focussen. Gebrek aan focus is gebrek aan aandacht. Doordat er zoveel is dat mijn aandacht vraagt heb ik nergens meer echt aandacht voor.
Enkele jaren gelden maakte je de fotoserie “Stedelingen” met je zelfgemaakte pinholecamera’s. De belichtingstijd van deze foto’s was zo lang dat voorbijgangers niet op de afbeelding terug te zien waren. Ze waren te kort in het beeld aanwezig om aandacht te kunnen opeisen in de uiteindelijke foto, waardoor ze helemaal uit het plaatje verdwenen. Misschien moet ik mijn digitale dagen eens door jouw pinholecamera’s belichten. Alles wat op de gemaakte foto terug te vinden is, is lang genoeg aanwezig gebleven om aandacht aan te besteden. De rest verdwijnt vanzelf.
Lieve Petra,
Zo, nu is het net even of ik ook een blog heb, onder de naam ‘Lieve Petra’. U begrijpt natuurlijk wel, dat me dat echt te ver gaat. Op uw virtuele brief reageren vind ik al een hele klus. Misschien wel net zo’n klus als u het vindt een echte brief te schrijven. Niet omdat het me moeite kost, maar ik geen idee heb wie dit allemaal kan lezen. Een vreemd idee. Zeker als het gaat om een briefwisseling. Die is over het algemeen persoonlijk. Maar ik heb groot nieuws voor uw lezers, vanmorgen trof ik uw handgeschreven brief op de deurmat! Het is u gelukt! Op die brief reageer ik uiteraard schrijvend, net als de vorige keer. Ik hoop dat het goed gaat met uw zus. Sterkte gewenst. Liefs,
marlies
PS Uw thuiswerkdag met lange belichting laat hoogstwaarschijnlijk een rustig interieur zonder mens zien, of beweegt u niet tijdens het werken? Dan zal uw witverlichte hoofd wel te zien zijn.
LikeGeliked door 1 persoon
Lieve Marlies,
Wat een eer om van jou een reactie te krijgen. En ja, spannend, want iedereen die dit blog leest, kan ook deze reacties lezen. Privé ligt toch zomaar op straat. Ik ben blij dat de brief is aangekomen, en ik zie uit naar je reactie! Tot gauw!
Liefs, Petra
LikeLike