Pas na een kwartier zoeken naar een waterkoker, ontdek ik dat deze keuken een quooker heeft. Ik kan het kokend water dus gewoon uit de kraan halen en vul de grootste mok die ik in de keukenkastjes heb kunnen vinden. We logeren een weekend in een vakantiehuisje, zo groot en luxe, dat we alle drie onze eigen badkamer met wc én onze eigen tv hebben. Vanavond kan ik de privésauna gebruiken en morgenochtend kan ik douchen met een grote infraroodlamp ernaast. Dat heet een sunshower en daar had ik voor dit weekend nog nooit van gehoord.
Ik kan ook vanavond in de sauna en onder de sunshower en dan morgenochtend nog een keer.
Met de mok thee en mijn laptop kruip ik in één van de stoelen. De afgelopen weken kreeg ik het alleen voor elkaar om mechanisch woorden tot zinnen te rijgen, echt schrijven werd het niet. Misschien lukt dat me hier wel.
Ik voel me thuis in dit huis. Niet vanwege de sauna of de privébadkamer of het feit dat ik onder een waterstraal kan staan terwijl ik naast me de warmte van een infraroodlamp op mijn lichaam voel. Ook niet omdat ik alleen maar mijn mok onder de kraan hoef te houden om een kop thee te maken.
Ik voel me hier thuis, om alles wat hier niet is. Geen thuiskantoor dat ik in het weekend moet opruimen en poetsen, zodat ik maandagochtend weer fris en fruitig kan inloggen bij die onlinevergadering. Geen miscommunicatie over wie wanneer vergadert en wie wanneer lesgeeft. Geen huiswerk waarvan ik Zoons hanenpoten moet ontcijferen om te weten of hij het goed heeft gedaan. Geen planning van ’s ochtends zeven tot ’s avonds acht, omdat er gewerkt, geleerd, gekookt, gegeten, gepoetst, gedoucht en geslapen moet worden.
Ongemerkt heeft het lockdownthuis het overgenomen. Thuis is nu een volgepropt programma waarin school, werk, huishoudelijkheden én vrije tijd in elkaar overlopen. De keuken is niet meer alleen de ruimte waarin ik, gewapend met koksmes en een glas witte wijn, een paddestoelenrisotto of lasagne bereid. Het is nu ook online klaslokaal, thuiskantoor en de plek waar ik de weekplanning maak. De woonkamer, waar ik zo graag op de bank voor de boekenkast zat te schrijven is nu ook koffiecorner, lunchruimte en kroeg voor de vrijdagmiddagborrel. Ik sta op, kleed me aan, eet een boterham. Daarna ruim ik de ontbijtspullen op, zodat er plaats komt voor werklaptops en schooltablet. Nadat ik aan het einde van de middag mijn werkspullen in het washok heb gezet, kook ik een gezonde avondmaaltijd. Op vrijdagmiddag pak ik een biertje uit mijn eigen koelkast en loop ik naar de bank om daar te borrelen.
Mijn leven is verworden tot één lang, zo efficiënt mogelijk ingericht proces om dit allemaal te kunnen doen. Omdat het werk door gaat. Omdat school heel belangrijk is. Omdat we gezond moeten eten. Omdat we moeten blijven ontspannen.
En ik heb er echt géén zin meer in. Ik wil de ontbijtspullen gewoon op de tafel laten staan, omdat ik geen zin heb om ze op te ruimen. Ik wil na een lange werkdag naar huis fietsen, mijn werktas onder de kapstok gooien en daarna ergens anders wat te gaan eten. Ik wil weer een biertje drinken op een harde houten stoel in een kroeg.
Ik wil mijn huis uit zodat ik weer thuis kan komen.