Vlak voordat de trein vertrekt, ga je tegenover me zitten. Je kijkt me aan en knikt, pakt de krant van het tafeltje. Ik vergeet dat staren onfatsoenlijk is en bestudeer de wirwar aan stoppeltjes op je kin, je neus waarin een smal deukje zit. De kleine zweetdruppels op je voorhoofd veeg je niet weg, misschien voel je ze niet. Boven je neus zitten twee verticale rimpels, die dieper worden nu je je wenkbrauwen fronst.
Dan pas zie ik dat je me aankijkt. In je ogen herken ik interesse, jij wilt ook weten wie ik ben. Natuurlijk zou ik moeten glimlachen, iets tegen je moeten zeggen, maar het is alsof iemand mijn brein scheef heeft gehouden, waardoor alle woorden nu op een grote, onoverzichtelijke hoop in mijn hoofd liggen. De enige zin die ik in gedachten aan elkaar weet te rijgen, is dat ik nooit nagellak draag, omdat ik dat niet lekker vind zitten. Het is te vroeg om je dat nu al op te biechten. Ik draai mijn hoofd en luister naar het ritselende krantenpapier tussen je vingers.
Als de stem van de conducteur door de coupé galmt, durf ik weer naar je te kijken. Je leest voorovergebogen, ik zie nu de bovenkant van je hoofd. Een ovale, kale plek wordt omkranst door heel kortgeschoren haartjes. Precies op de grens van haar en huid prijkt een moedervlek. Ik wil met een vinger langs de glanzende huid strijken, de blonde stoppeltjes langs mijn nagel laten raspen, zacht duwen op de donkere moedervlek. Je legt de krant neer en vist een portemonnee uit je achterzak. Voordat je je aandacht verlegt naar de conducteur, kruist je blik heel even de mijne. Ik denk dat je lacht. Nu ben ik weer aan zet en ik schuif met mijn billen naar het randje van de zitting van de bank. Op het moment dat mijn knie de jouwe bijna raakt, sla jij nietsvermoedend je benen over elkaar.
Op de basisschool wilde ik het liefst mijn klasgenoten zijn, zodat ik zou weten hoe het er in hun hoofd aan toe ging. Hoe makkelijk was het dan om met ze om te gaan, altijd te weten wat ik moest en kon zeggen, omdat ik niet meer hoefde te raden naar wat ze leuk of juist vervelend vonden. Hoe ouder ik werd, hoe beter ik leerde om aan één blik in iemands ogen voldoende te hebben. De uitdrukking Ogen zijn de spiegels van de ziel is niet voor niets een cliché, door iemand aan te kijken leer je veel over die persoon. Hoewel ik zelf liever spreek van doorkijkjes in plaats van spiegels, omdat ik bij een spiegel toch eerder aan het kijken naar mijn eigen reflectie denk.
Het duurt nog zes minuten tot we bij het volgende station zijn en jij misschien uitstapt. Ik weet nog altijd niet wat ik tegen je moet zeggen. Jij duidelijk ook niet, want hoewel je af en toe naar me kijkt, blijf ook jij zwijgen. Dat is onhandig, deze situatie vraagt om daadkracht. Zonder woorden zal ik nooit weten hoe je heet, waar je woont en of jij ook van gotische romans houdt. Als ik nu in je hoofd zou kunnen rondkijken, kunnen we het gesprek beginnen. Ik heb alleen maar een beginnetje nodig, dan wil ik het voortouw wel nemen. Misschien moet ik een incisie maken net onder je wenkbrauwen, zodat ik achter je gezicht kan kijken. Eerst zou ik je roomwitte schedel zien, je donkere oogkassen, waarin ik misschien antwoorden zou vinden. Anders moet ik een gaatje maken boven in je hoofd, precies op de plek van de moedervlek. Dan stromen al jouw ingehouden woorden naar buiten.
De trein staat stil. Jij staat op en legt de krant terug op het tafeltje. De nagellakbiecht blijft zich in mijn hoofd herhalen, en met moeite pers ik er een: ‘Dag,’ uit. Jij kijkt naar buiten, ik zie de teleurstelling in je ogen, omdat je niets weet terug te zeggen. Met hangende schouders loop je naar de uitgang. Het is niet erg, denk ik uit alle macht, we komen elkaar vast nog weleens tegen. Ik kijk je na als je buiten op het perron van me wegloopt. Opeens sta je stil en je draait je om. Je kijkt zoekend rond. Als je je hoofd in mijn richting draait, lach je. Ik weet ook eindelijk weer hoe ik terug moet lachen, en overweeg om mijn telefoonnummer op de krant te schrijven en dat door het raampje naar je toe te gooien.
Dan sla je je armen om een vrouw in een zwarte, leren jas. Je kust haar en zij streelt je gezicht, de bovenkant van je hoofd. Ze strijkt met haar vingers over de gladde huid, de blonde haartjes, de donkere moedervlek.
Haar nagels zijn rood gelakt.
Mooi en een beetje treurig………
LikeLike