Je botst met je fiets tegen me aan. Per ongeluk. Het Kruidvattasje aan je stuur is gescheurd en de inhoud ligt op straat. Een tandenborstel en vijf condooms. Ik buk om je te helpen, en raak je hand als we beiden naar de tandenborstel grijpen. Per ongeluk denk ik nu aan die hand, zoekend langs mijn wang, mijn hals, tastend over mijn borst, mijn buik, mijn billen, mijn… Bijna voel ik je stevige omhelzing, je gretige greep, je onstuimige liefkozingen. En ik proef al haast hoe zacht je lippen, hoe gulzig je tong, hoe zilt je…
Jouw vingers omsluiten de mijne, stevig en sterk en je helpt me overeind. De condooms steek je in je broekzak en ik kijk steels naar je onbezette bagagedrager.
Terwijl je dankjewel zegt, zwaai je je been over je zadel en fietst weg, mij alleen op straat achterlatend.