We lopen door een klein stadje waar we naartoe zijn gereden om het gekletter van de regen op het tentdak te ontvluchten. Buiten het centrum bevindt zich een fastfoodrestaurant waar Zoon wil eten. Buiten ons is er helemaal niemand in het park, ook al regent het niet meer en schijnt tussen de wolken door een waterig zonnetje.
Naast het verlaten voetbalveld ligt een leeg skatepark waar een boom staat die volhangt met schoenen.
Ooit zag ik een fotoserie over het einde van de wereld. Beelden van bekende plekken in de stad die overwoekerd waren met groen. De hele wereld was veranderd in een apocalyptische jungle vanwege een virus dat de wereld overnam en het leven zoals we dat kenden wegvaagde. Alsof we in een dystopische tv-serie leefden. Voor de overlevers van het virus was de enige zorg het zoeken naar voedsel en veilig onderdak. Communicatie met anderen verliep analoog, via teksten op muren of symbolen in het groen. Een schoen in een boom betekende een veilige looproute. Een bijna geruststellende simpelheid.
Om het verder helemaal lege fastfoodrestaurant binnen te komen, moeten we eerst een aantal vragen over onze gezondheid beantwoorden. Als we niet helemaal fit zijn, mogen we er niet eten, ook niet als we de enige zijn. Alles om het virus dat onze maatschappij heeft ontwricht buiten te houden. Na dit virus is de wereld juist minder simpel geworden. Vragen beantwoorden om toegang te krijgen, onnavolgbare looproutes om eventueel contact met een ander te voorkomen en vooral een verbod op ziek zijn. Ieder kuchje kan immers een potentiele uitbraak betekenen.
Zoon knikt springend van opwinding bevestigend op iedere vraag die het meisje bij de ingang aan hem stelt. Hij wil naar binnen om het menu met speeltje te bestellen waar hij zich al dagen op verheugt. Ik loop achter hem aan en glimlach naar het meisje dat kennelijk genoegen neemt met de gezondsheidsverklaring van een achtjarige. Ik vertel haar niet over mijn beginnende keelpijn en verstopte neus.