Samen

De wandeling naar de supermarkt maak ik slingerend en wachtend, een hindernisbaan met tegenliggers van wie ik anderhalve meter afstand moet houden. Ik houd rekening met de andere wandelaars, we moeten het immers “samen doen”. Toch heb ik ook moeite met dit nieuwe mantra. Het klinkt nogal zoet, alsof we ineens allemaal vrienden moeten zijn.

Ik bestudeer de mensen met wie ik het samen moet doen. Een oude dame die haar geruite boodschappentas op wieltjes achter zich aantrekt. Ik blijf in een portiek wachten, zodat ze erlangs kan. Uit de boodschappentas steekt het loof van een paar preien. Zou ze bang zijn? Haar boodschappen heeft ze wel zelf gedaan. Ze kijkt niet naar mij, wandelt stoïcijns door, de tas kordaat achter zich aan trekkend. Het preiloof wiebelt heen en weer op het ritme van haar tred.

Tien meter verder moet ik uitwijken naar de straat, omdat twee blonde studentes naast elkaar blijven lopen, en daarmee de hele breedte van de stoep in beslag nemen. Ze zijn druk in gesprek, lijken mijn manoeuvre niet eens op te merken.

Bij de ingang (tegelijkertijd de uitgang) van de buurtsuper staan grote kooiwagens geparkeerd. Met rood-wit tape zijn pijlen op de stoep geplakt. Links een smalle doorgang, dat is de ingang. Rechts is de uitgang, maar daar mag ik dus pas straks gebruik van maken. Ik wacht tot ik van de baliejuffrouw het sein krijg dat ik mag doorlopen. Er staat een winkelkar voor me klaar, of ik die te allen tijde bij me wil houden, ook als ik iets vergeten ben en terug moet. Ze spreekt me aan met “u” en “mevrouw”. Dat doet ze anders nooit. Terwijl ik mijn kar door de toegangspoortjes duw, hoor ik haar de klant achter mij dezelfde instructie geven.

Bij de kaasafdeling staat een man van mijn leeftijd te wachten op een tengere vrouw die in de koeling tuurt. Kennelijk moet hij iets uit dezelfde koeling hebben. Ik niet, ik moet een deur verder zijn, dus ik loods mijn kar om hen heen. Terwijl ik mijn best doe om ook links en rechts van mij de anderhalve meter afstand te houden, komt de man in beweging. Onze karren botsen. Tegelijkertijd maken we excuses en ik parkeer mijn kar weer netjes achter die van hem. Bij de appelstroop kom ik hem weer tegen. Hij steekt een papiertje omhoog. ‘Ik heb een lijstje gemaakt.’ Hij kijkt vertwijfeld. ‘Dat doe ik anders nooit.’ Ik laat hem mijn eigen lijstje zien. Om hem een hart onder de riem te steken denk ik, ik maakte voor het virus ook al lijstjes. Als ik hem vervolgens opnieuw zie bij de drankafdeling, blijft hij stilstaan om naar me te lachen. Pardoes leg ik een sixpack biertjes in mijn kar, ook al had ik had ik dat niet op mijn lijstje gezet. Als ik durfde had ik hem gevraagd om – uiteraard anderhalve meter uit elkaar – samen in het zonnetje een biertje te drinken.

Eenmaal buiten loop ik met mijn volle tas naar het zebrapad. Meteen remt de bestelauto die aan komt rijden af en de bestuurder laat me met een zwierig armgebaar weten dat ik kan oversteken. Ik moet lachen en stap de straat op.

Ineens hoor ik gierende remmen en dan staat, op nog geen tien centimeter van mijn benen, een kleine Citroën stil. Er zit een vrouw met een enorme zonnebril achter het stuur. Ze had kennelijk geen zin om achter de bestelauto te blijven wachten en is om hem heen gereden. Voordat ik het weet gil ik: ‘Kijk uit, domme doos!’ Ze draait haar raam open en gebaart dat het haar spijt. ‘Die gast remt toch niet voor niks!’ blaf ik. Dan loop ik naar huis. In slalommen en wachten heb ik geen zin meer. Niks samen. Mensen zijn nog even egocentrisch als altijd.

Thuis ruim ik de boodschappen op. Als laatste zet ik het bier in de koelkast. Met een al koud biertje ga ik voor het huis in de zon zitten. Ik stond zomaar midden op straat te schelden op iemand die al had laten weten dat het haar speet. Wie weet had ze haast om thuis te komen om haar zieke partner te verplegen. Of had ze een lange dienst in het ziekenhuis gehad en had ze me door vermoeidheid niet op tijd gezien.

Samen. Dat betekent helemaal niet: we zijn allemaal vrienden. Het betekent: niet alleen. En dat is gezelschap hebben tijdens het drinken van een biertje, maar ook verkeerde inschattingen en onbegrip. En dat zal voorlopig ook zo blijven. Daar wordt het niet minder samen van.

In gedachten proost ik op de dame met de zonnebril. Zij een verkeerde inschatting en ik onbegrip. En dan nu, ook al is dat in gedachten, samen een biertje.

7 gedachten over “Samen

  1. Hoi Peet,
    Mooi stuk en goed voor te stellen jou reactie maar ook hoe sommige mensen de regels aan hun laars lappen( de studentes) maar misschien ook met reden, 2 zussen of een stel uit het zelfde huis.Wij lopen ook geen anderhalve meter uit elkaar ook omdat we dagelijks samen zijn.
    Ga zo door👍

    Geliked door 1 persoon

Plaats een reactie