De bocht komt te snel, ik moet nu afremmen. Ik zet mijn rechtervoet op het rempedaal, de bus reageert meteen en mijn bovenlichaam schiet in de stoel naar voren. Zodra ik de rem loslaat, rijdt de bus weer, steeds sneller rolt hij naar beneden. Recht voor me zie ik zwart asfalt, dat om de bus heen buigt, en in tegengestelde richting omlaag loopt. Mijn voet hangt boven het rempedaal, klaar om te voorkomen dat we te snel gaan. Ik hou het stuur stevig vast, met twee handen, pak zo snel mogelijk over, kijk links en rechts terwijl de bus de bocht inglijdt.
Het volgende moment rijden we verder omlaag, behoedzaam geef ik gas bij, schakel naar een hogere versnelling. We rijden onder een strook asfalt door, daar moet ik nog geen twee minuten geleden de bus overheen hebben gemanoeuvreerd, al kan ik me dat niet echt herinneren. Ik zie een nieuwe haarspeldbocht aankomen. Links van me de massief stenen bergwand, rechts één vangrail waarachter de diepte begint. Het is onwaarschijnlijk dat ene strookje metaal de tweeduizend kilo bus zal opvangen. Tijd om uit te stappen zal er ook niet zijn. Ruimte voor foutjes is er dus niet. Ik ga rechtop zitten, grijp het stuur stevig vast.
‘Het is belangrijk om zoveel mogelijk nieuwe ervaringen op te doen, dat is goed voor je ontwikkeling.’ Ze zei het met het zelfvertrouwen en de levenswijsheid die je alleen hebt als je net twintig bent, amper volwassen, maar zelfstandig genoeg om te denken dat je alles weet. Ze knikte bemoedigend naar me, ondertussen haar vader append met de vraag of hij haar wat geld wilde overmaken voor eten, omdat haar studiefinanciering was opgegaan aan nieuwe schoenen. Ik bedwong de neiging haar een aai over haar bol te geven.
We rijden over de Gotthardpas, een langere maar veel mooiere route dan de tunnel van 17 kilometer die dwars door de berg loopt. Aan de voet van de berg leek dat een goed idee. In het diffuse licht van de ochtendzon leek het lint asfalt bijna sprookjesachtig, de bergtop verdween in een laaghangende wolk. Het was zes uur ’s ochtends, mijn beurt om te rijden en ik had er zin in. Dat duurde tien minuten.
Het sprookjesachtige asfalt bleek een bochtige eenbaansweg, in de wolk op de top was het zicht op eventuele tegenliggers niet meer dan zeven meter. Nu we de wolk zijn uitgereden weet ik niet ook helemaal zeker of ik het kunnen zien van alle nog te nemen haarspelden te prefereren vind boven het niet kunnen zien aankomen van tegenliggers.
Ooit was ook ik een twintiger die vol goede moed aan het leven begon, zeker wetend dat ik alles kon leren, zodat er een moment kwam dat ik klaar was, glad gepolijst door alle nieuwe ervaringen die ik had opgedaan. De enige wijsheid die ik twintig jaar verder had was weten dat ik de butsen en barsten waarover ik geen controle had, die pijnlijk en vernederend waren, kon verdragen. Ik was geen schitterende, glanzende schaal was geworden, waarin mijn levenswijsheid overzichtelijk en goed gepositioneerd werd gepresenteerd, maar een oude beker, waar het oor vanaf was gebroken en met een scherf uit de rand, vol met troebele drap. Het opdoen van nieuwe ervaringen was even vaak niet als wel leuk en dat ik werd er zelden echt wijzer van, maar ik had het allemaal wel overleefd.
Ik stap vol op de rem vanwege een fietser die aan de rechterkant van de weg naar beneden naar beneden gaat, al slingerend, vanwege het constante bijremmen denk ik. Ik stuur zo ruim om de fietser heen, dat ik half op de andere weghelft rijd. Als er nu een tegenligger aankomt, knallen we frontaal op elkaar. Mijn rug is nat van het zweet en mijn vingers zijn stijf van het voortdurend vastklemmen van het stuur. En ik moet alweer plassen.
Na een uur draai ik eindelijk aan de zuidkant van de berg een parkeerplaats op. Terwijl ik de motor uitzet, blaas ik hoorbaar uit. Ik moet uit de auto. Buiten wrijf ik mijn blote bovenarmen warm. Ik kijk omhoog achterom naar waar we vandaan komen. Het asfalt slingert omhoog, tussen de groene weides en klaterende waterstroompjes door. De wolk rond de top is nog steeds niet opgetrokken. In de verte zie ik auto’s als speelgoed bijna stilstaan voor een bocht om daarna weer langzaam vaart te maken. Daar reed ik net ook. Ik rek me uit en zucht, trek mijn schouders naar achteren en steek mijn neus omhoog. Ik ga op zoek naar een wc. Want ik heb zojuist een hele berg bedwongen.
Voor een wielrenner is bergop de zwaarste opgave. Voor jou bergaf. Een avontuur dat je tot een goede einde gebracht hebt. Het zal je het gevoel gegeven hebben vergelijkbaar met het winnen van een etappe in de Tour de France. Spannend tijdens het rijden en voor mij spannend om te lezen!
LikeGeliked door 1 persoon
Omhoog vond ik ook een opgave, maar had ik meer gevoel van controle. Kennelijk vind ik dat fijn. 😉 Moet ik ook nog maar eens een stukje over schrijven.
LikeLike