In Londen verplaats je je het gemakkelijkst te voet of met de metro. The Tube noemen de Londenaren het netwerk aan ondergrondse treinen. Iedere line heeft een eigen naam en kleur. Tegenover ons hotel stopt de blauwe Piccadilly Line. Willen we naar de Theems, stappen we drie stops verder over op de groene District Line en op die manier doorkruis je gemakkelijk heel Londen. In iedere trein vind je the Tube Map geprint op een zijwand; een kleurig overzicht van alle routes, stations en overstappunten. Op het vliegveld heb ik een medewerker om een papieren versie ervan gevraagd, zodat ik altijd weet waar ik ben. Zodra we op de trein zijn gestapt, bestudeer ik het kleurige netwerk; van dit station naar dat station, overstappen op een andere line en eruit bij de zesde stop.
Londen is ongeveer zo groot als de provincie Utrecht en bestaat uit een wirwar aan wegen, straten, steegjes, pleinen en parken. Met mijn Tube Map als houvast, rangschik ik die wanorde in hapklare museumbezoeken en toeristische attracties, zodat we in vier dagen zoveel mogelijk van de stad kunnen zien.
‘Mam, ik wil graag in zo’n dubbeldekkerbus.’
‘Waar wil je dan naartoe?’
‘Ik wil niet ergens naartoe, ik wil in de bus!’
‘Ja maar dan weet ik niet welke we moeten nemen.’ Ik pak mijn Tube map en zoek naar bushaltes. Die staan er niet op.
De rode bussen blijken op iedere straathoek te stoppen. Zoon klimt in de eerste bus die stopt en gaat boven helemaal voorin zitten. Terwijl ik achter hem aanloop, probeer ik uit te zoeken waar de bus naartoe gaat en hoe we vanaf daar weer terug komen op de Piccadilly line, maar ik zie nergens een overzicht.
De bus racet door Londen, slalomt tussen rijen wachtende taxi’s door, gaat links en dan rechts en dan nog eens rechts en dan links? Of toch nog een keertje rechts? Tevergeefs zoek ik op mijn Tube Map naar iets bekends.
‘Dit ziet de buschauffeur ook!’ Zoon wijst. We zitten voor een groot raam waardoor je ver over het verkeer kunt uitkijken. De omgeving verandert. Waar het straatbeeld in het toeristische centrum vooral bestaat uit souvenirkraampjes, straatkunstenaars, -goochelaars en -verkopers, zijn er nu supermarkten, marktkramen en kroegjes te zien. Als we de final stop bereiken, stappen we uit in een heel ander Londen. Hier geen slenterende en op een plattegrond turende wandelaars met grote rugzakken, maar in pantalon en overhemd gehulde Londenaren die doelgericht tussen het verkeer door naar hun bestemming lopen.
Aan de overkant van de straat zit een pub, de bezoekers drinken buiten een biertje. Op de stoep speelt een bandje. Ik let er niet op; ik wil weten waar het dichtsbijzijnde metrostation is, want ik heb geen idee waar we zijn. Ik heb de Tube map al bij de hand, zodat ik me kan oriënteren op de route terug naar het hotel.
‘Mam! Je lievelings!’ Zoon wijst naar de overkant waar het bandje de eerste noten inzet van het nummer dat ik al weken draai tijdens het koken. Hij danst mee op het ritme, draait zich om en pakt mijn hand. Ik lach; alleen kinderen kunnen zo zorgeloos opgaan in het moment. Hij hoeft zich niet te oriënteren, hij is nu hier en het is hier leuk. Hij geeft niet op, trekt me al dansend mee naar de muzikanten aan de overkant. Onwillekeurig deint mijn hoofd mee op het ritme, en ook mijn heupen wiegen harder dan nodig is voor het lopen. Zoon lacht en ineens geef ik me over. We huppelen, springen en draaien over het asfalt, drummen op onze bovenbenen en spelen luchtgitaar tijdens de solo. Ik zing het refrein keihard mee. De Tube map gaat mijn jaszak in. Zometeen wil ik in deze pub graag een biertje drinken.