Orchidee

We zitten hier nooit, behalve op dagen dat het zo warm is dat zelfs oma haar benen ontbloot. De warme grindtegels maken scherp afgetekende deukjes in mijn voetzolen. Ik bestudeer ze, terwijl ik het velletje van een zwetend stukje droge worst afpeuter. Ik weet dat jij, voordat we op visite komen, de worst en kaas alvast in stukjes snijdt, koffie zet in de elektrische percolator met de glinsterende glazen knop. Af en toe krijg ik van jou een lepeltje van jouw koffie die je drinkt met melk en suiker.
Ineens sta je op, hoog toren je boven me uit, lange, grote opa, altijd in geruit, flanellen overhemd en leren pantoffels die je repareert als ze stukgaan. Het is niet ongebruikelijk dat je zonder uitleg iets anders gaat doen, je zegt nooit veel.
Zwijgend trek je wat begroeiing aan de kant, rommelt in de struiken naast het huis. Tussen de lichtgroene blaadjes zitten grote, scherpe doorns.
‘Kiek,’ zeg je, en je geeft me een groene bes met lichtgroene, bijna witte strepen. Het stevige velletje smaakt wrang, maar het vruchtvlees is heel zoet. Er liggen er nog drie in je geopende hand, frisgroene bessen ongeveer even groot als een knikker. Ik pak er nog één, volg met mijn vinger de witte streepjes, die als dunne adertjes onder het velletje lopen.
‘Kruisbessen,’ zeg je als ik vragend naar je kijk.

Het is nu ruim drie jaar geleden dat ik de afgeknipte bloem van een orchideeënplant uit de supermarkt op je kist in de koude februari-aarde gooide. Een orchidee omdat je daarvan hield. Je hield van alle planten. In de woonkamer stonden de vensterbanken vol en zomers, als ik met mijn ouders naar de kerk reed, zag ik je lopen langs het fietspad, onderweg naar de lap grond waarop je groentes verbouwde. Soms hielp ik je, dan wees je op de witte bloempjes van de aardappelplant, plukte een sperzieboon tussen de bonenstaken vandaan. Je zei meestal niets.

Je lag opgebaard in een eenpersoonsbed. Je kruin net onder het hoofdeinde, je tenen duwden tegen het voeteneind de dunne deken omhoog. Het vel van je handen voelde zacht en ijskoud, je gezicht leek van was. Hoewel het in niets meer op jou leek, vertelde ik toch over de gevelmoestuin die ik door de gemeente tegen de voorgevel van mijn stadswoning had laten plaatsen. Ik vertelde je over de komkommer- en tomatenzaadjes die klaarlagen om voorgezaaid te worden. Het was eigenlijk helemaal niet vreemd dat je niets terug zei.

Het orchideeënplantje heb ik bewaard. Ieder jaar, net na je overlijdensdatum klimt er een bloemstengel tussen de bladeren uit. Iedere dag geef ik de plant een beetje water, begeleid de stengel langs een stokje omhoog. De groene knoppen openen één voor één in een witte bloem met een geel bekje. De eerste als het moestuinseizoen begint.

Dit jaar heb ik mijn gevelmoestuin verruild voor moestuinbakken. De peultjes gaan heel mooi, en ook de radijzen kan ik al bijna oogsten. Vorige week heb ik een kruisbessenstruik gekocht. Tussen de doorns zitten kleine, lichtgroene bloemetjes waaruit straks de bessen zullen groeien. Het eerste jaar kan ik nog niet oogsten, stond er op het kaartje van het tuincentrum. Ik zou je willen vragen of dat echt waar is. ‘Noah,’ zou je zeggen. Ik hoop dat je gelijk hebt en dat ik dit jaar al van de bessen kan eten.

Je orchidee staat alweer een paar weken in bloei. Ik had eigenlijk niet gedacht dat een plantje van de supermarkt nog zo lang mooi zou blijven. Misschien is het toeval. Of misschien moet ik het vanaf volgend jaar met de kruisbessenstruik doen.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s