Paardenstaart

Door het zweet van mijn handen ben ik bang dat ik de grip verlies. Ik knijp harder in de handgreep van het slaghout, beweeg de hand met de tennisbal erin. Misschien moet ik hem deze keer anders omhoog gooien. Ik ruik een mengeling van platgetrapt gras en het zweet van mijn klasgenoten, voel de zonnehitte in mijn nek. Misschien schijnt het zonlicht in de ogen van de kinderen in het veld, en pakken ze de bal straks niet zo gauw. Ik repeteer nog een keertje; bal omhoog gooien, zo hard mogelijk slaan, en dan naar het eerste honk rennen. Misschien haal ik vandaag het tweede honk wel, vanwege die lage zon. Het fluitje van meester snerpt over het veld. Ik gooi de tennisbal omhoog en sla uit alle macht het slaghout naar voren. Ik raak alleen lucht. De bal stuitert met een droge plof voor mijn voeten neer. Ik kijk achterom, maar hij zit met haar te praten. Zij moet lachen om iets wat hij zegt. Haar zwarte haar, samengebonden in een hoge paardenstaart. Waarom zou hij ook naar me kijken? De enige reden dat hij niet klaagde dat zijn team weer met mij opgescheept werd, is omdat hij zo ontzettend aardig is. En lief. Hij is ook heel lief. Maar dat durf ik niet tegen hem te zeggen. Ik pak de tennisbal ut het gras en kijk naar meester. Die fluit meteen opnieuw. Ik gooi de bal pardoes de lucht in en zwaai pas met het slaghout als de bal al voor mijn voeten ligt. De derde keer raak ik de bal met de rand van het hout. Verbaasd zie ik de gele bal stuiterend over de lijn schieten. Ik laat het slaghout uit mijn handen vallen en ren zo snel ik kan naar het eerste honk. Voordat ik er ben zet een klasgenoot zijn voet op het matje. Met de tennisbal in zijn hand. Ik ben uit. Als ik terugloop naar het bankje, praat hij nog steeds met haar.

Ik ben niet sportief. Ik ervaar een structureel onvermogen bij het aansturen van mijn ledematen. Een handstand, een radslag, zelfs een simpele koprol is voor mij ingewikkeld. Waar ik mijn schoolvriendinnen gracieus alle kanten op zag buitelen, stommelde ik houterig en stijf mijn lichaam bont en blauw. Toch heb ook ik een abonnement op de sportschool. Vandaag ga ik daar, na een pauze van anderhalf jaar, vanwege aanhoudende pijn in mijn schouder weer naartoe. Ik heb een afspraak met een personal trainer, die me hopelijk gaat uitleggen hoe ik de apparaten in beweging krijg.
Zodra ik binnenkom, zie ik haar staan bij de informatiebalie. Ze is perfect in proportie, volle borsten, slanke taille, ronde billen. Haar zwarte haar is samengebonden in een hoge paardenstaart. Ik sjor de boord van de sportlegging over het vet dat zich tijdens de lockdown op mijn heupen heeft verzameld. Mijn billen knijp ik samen en ik duw mijn, door de strakke sportbeha platgedrukte borsten naar voren.
Ze begroet me en vraagt meteen welk doel ik wil bereiken. Sportieve mensen zijn heel competitief, ze willen altijd iets bereiken.
‘Nou, ik ben hier vooral om soepel te blijven. Ik vind een perfect lichaam niet interessant,’ zeg ik. Ze glimlacht en gaat me voor naar de cardiovloer. Haar paardenstaart wiegt zacht heen en weer. Als ik warm ben, doen we een paar krachtoefeningen.
Ze kijkt toe hoe ik worstel met het opvolgen van haar instructie over mijn lichaamshouding in combinatie met het gewicht dat ze me te tillen geeft.
‘Zwaar?’ vraagt ze lachend. Ik schud mijn hoofd, terwijl ik uit allemacht til. Zij was vroeger zo’n meisje dat alle ballen raak sloeg en dan met die paardenstaart heen en weer zwiepend een homerun liep.
‘Dit is zeker een bijbaantje voor je?’ vraag ik, als ik weer op adem ben. Haar lach verdwijnt. ‘Nee, dit is mijn werk,’ zegt ze. ‘Ik geef ook nog heel veel groepslessen.’
Ik knik haar meelevend toe. Dat krijg je ervan wanneer je al je energie in het slagballen steekt. Dan versloffen je andere mogelijkheden.

De laatste stop is bij het squatrek. Met twintig kilo in mijn nek doe ik twee sets van vijftien squats. Ik moet dieper door mijn knieën en mijn rug beter recht houden. De spieren in mijn dijen en onderrug branden en de halterstang duwt tegen mijn schouderbladen. Ik maak het af. Nog maar vijf keer. Ze dacht zeker dat het me niet zou lukken. Nog vier. Ik kan ook best wat. Nog drie. Met die stomme paardenstaart. Nog twee. Ik. Maak. Het. Af. Nog eentje. Zo. Klaar. Ik hang met trillende armen de halterstang terug en ga rechtop staan. Ik probeer niet te hijgen.
Ze knikt, goedkeurend lijkt het wel.
‘Je zei dat je lang niets meer hebt gedaan, maar dat is niet te zien. Je hebt hele goede techniek, dat komt echt helemaal goed.’ Ze zwaait even, draait zich om en loopt naar de informatiebalie om haar volgende klant te verwelkomen.
Ik loop naar de kleedkamer. Met wiegende paardenstaart.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s