Met een mintgroene rand om zijn mond lepelt Zoon zijn schepijs naar binnen. We zitten op de warme stoeptegels in de zon in het centrum van Zierikzee. Ik heb hem net verteld hoe zijn favoriete chocolade-munt-ijs, of After Eight-ijs, me doet denken aan de chique chocolaatjes die mijn opa vroeger altijd naast zijn ziekenhuisbed had staan. Ze zaten in een donkergroen doosje met krullerige letters, dat me deed denken aan de verpakking van Engelse thee. Het zat vol met bruinpapieren zakjes waarin precies een plat vierkant chocolaatje paste, dat was gevuld met witte pepermuntvulling.
‘Dus eigenlijk is dat niet zo’n leuke herinnering, mam?’ Hij kijkt beteuterd naar zijn ijs. Dat is waar, de typische smaak van deze chocola is in mijn herinnering gekoppeld aan de lichtgele dekens en de steriele geur in het ziekenhuis, en de bedrukte stemming van mijn vader als we op ziekenbezoek gingen. Ik vond ze eigenlijk niet zo lekker, al sloeg ik nooit af wanneer opa me het lekkers aanbood. Dat paste niet, vond ik, het waren geen chocolaatjes waar je nee tegen zei.
‘Dat geeft niet lieverd, nu jij zo van dat ijsje geniet, maak ik weer een nieuwe herinnering van jou en die zijn altijd fijn.’
Zoon knikt. Hij eet een tijdje zwijgend.
We hebben vanaf de camping acht kilometer over de dijk gefietst, omdat ik nog geen boodschappen had gedaan. Ik vroeg hem onderweg meerdere keren om toch alsjeblieft niet op het randje te fietsen, te stoppen met slingeren en vooral netjes naast mij te blijven. Na een half uur vroeg hij me geërgerd waarom ik toch zo vaak zo bezorgd om hem was. Mijn antwoord (‘Omdat ik echt niet weet wat ik moet als jou iets overkomt’) vond hij verbazingwekkend. In zijn hoofd gaat mijn bestaan nadat hij doodgaat gewoon door, ik bestond immers ook al voordat hij er was. Dat ouders hun kinderen niet willen overleven, lijkt hem zeer onwaarschijnlijk. Toch wil hij best me meedenken:
‘Mam? Als ik eerder doodga dan jij beloof je me dan dat je regelmatig een After Eight-ijsje eet? Dan heb je een mooie herinnering.’
Ik loop alleen over de dijk, mijn fotocamera hangt om mijn schouder, ik hoop op een paar mooie foto’s als aandenken aan deze vakantie. De zon hangt nog laag boven de Oosterschelde, schijnt door de sluierbewolking over het water. Zittend op mijn hurken probeer ik het tafereel in een foto te vangen. Aan de overkant van de plas achter de dijk zie ik tot mijn vreugde een groep lepelaars aan de waterkant lopen. Ik schiet een paar plaatjes van de hele groep en volg al klikkend twee laagvliegende lepelaars. Tussendoor maak ik nog een paar foto’s van een kleine zilverreiger die zit te loeren op voedsel. Tevreden met mijn fotoverzameling begin ik aan de wandeling terug, de camera in de aanslag, voor het geval ik weer iets tegenkom dat het herinneren waard is.
Boven me vliegt een zilvermeeuw luid krijsend voorbij. Links naast me hoor ik de lage golven zacht tegen de stenen dijkbekleding klotsen, rechts het ruisen van de populieren. Af en toe blaat één van de schapen die tegen de dijk aan staan te grazen. De wind blaast de zeelucht langs mijn hoofd, mijn lippen smaken zout en mijn haar voelt warrig en stroef. Ik blijf staan, steek mijn neus in de lucht en haal diep adem. Ik ruik de zilte geur van vis en schaaldieren, het zoet- kruidige van gras. Ik denk aan het ijs van Zoon. Hij begreep intuïtief dat herinneringen zich niet laten vangen in een plaatje, dat je ook, of misschien wel juist je andere zintuigen nodig hebt om te herinneren. Bij een geur of een smaak ben je veel sneller ineens weer terug op een plek, in een gevoel, een stemming. Wanneer ik nu combinatie van bittere chocola en friszoete pepermunt proef, zal ik in Zierikzee in de zon op een stoepje met Zoon zitten praten over herinneringen. Wanneer ik tegelijkertijd gemaaid gras en vis ruik, loop ik hier, in enkel het gezelschap van watervogels en een paar lodderige schapen, weer over de dijk, luisterend naar de klotsende golven, de ruisende populieren en de krijsende meeuwen.
Mijn camera, die ik al in de aanslag had, berg ik weer op. Deze herinnering is onmogelijk in een foto te vangen.